Gebiedsbeschrijving
Het Ravenvennengebied maakt deel uit van de uitgestrekte gordel van paraboolduinen (de Maasduinen) die zich aan de oostzijde van de Maas uitstrekt van Gennep tot aan Venlo. Een goed voorbeeld van een paraboolduin is de Wittenberg, één van de hoogste duinen in het gebied. In de luwte van dit duin ligt in een uitgestoven laagte het grootste vennencomplex. Verspreid over het gebied liggen nog vele andere vennen. De afgelopen jaren is er door het kappen van bos meer ruimte gemaakt voor de vennen en omliggende heide.
Akkers en weilanden in het gebied waren ooit vennen die zijn dichtgegooid met zand van de stuifduinen. Door de bovenlaag van de akkers af te plaggen is een aantal van deze oorspronkelijke vennen in ere hersteld. In en rond deze oude en herstelde vennen profiteren planten als witte en bruine snavelbies, veenpluis en kleine en ronde zonnedauw. Dop- en struikheide kiemen op de vers geplagde stroken tussen bos en ven. Dodaars, kuifeend en wintertaling broeden in de dichte pijpenstrootjevegetatie langs de venoever, die plaatselijk gehandhaafd is. Af en toe lopen witgatjes, oeverlopers of bosruiters op de slikranden.
Vanwege de grote soortenrijkdom aan libellen rond de vennen verklaarde de Vlinderstichting het gebied in 2011 tot tweede ‘libellenreservaat’ van Nederland. De vennen liggen vrijwel allemaal omsloten door bos. Grotendeels is dit naaldbos, af en toe liggen er percelen eiken-berkenbos. Het vormt het broedgebied van havik, buizerd, sperwer en soms een paartje wespendieven. Verspreid liggende akkers en graslanden zorgen voor afwisseling. Ze dienen als voedselgebied voor reeën en dassen. Door hun beschutte ligging zijn deze graslanden en de overgangen naar het bos ook goede vlinderbiotopen. Bruine zandoogjes, grote dikkopjes en gehakkelde aurelia’s profiteren daarvan.
Het tegen de Duitse grens gelegen Vreewatergebied bestaat voornamelijk uit grasland en houtwallen, een uitstekend broedgebied van geelgors, grasmus en soms grauwe klauwier. In de graslanden liggen veel poelen. In 2001 is een oorspronkelijke laagte in het gebied hersteld. Het is een oude Maasloop, waarin de bodem niet zandig maar kleiig is. Plantensoorten als duizendknoopfonteinkruid, schildereprijs en moerasbasterdwederik doen het hier goed. In een vochtig bosje grenzend aan deze plas groeit klein glidkruid, een specialist van deze streek. In 2010 is in deze omgeving de boomkikker geherintroduceerd.
De rijkdom aan vennen en poelen verklaart het grote aantal amfibieën dat in de Ravenvennen en het Vreewater leeft: elf soorten. Ook reptielen komen er voor; vier soorten zijn de laatste jaren gezien, waarvan de hazelworm en levendbarende hagedis regelmatig. Het Vreewater vormt een essentiële schakel tussen de Ravenvennen en het Zwart Water. Via het Vreewater en zuidelijker gelegen natuurgebiedjes kunnen soorten van ven en bos zich over de oostelijke Maasoever verspreiden, zo hun leefgebied uitbreiden en contact zoeken met andere populaties van hun soortgenoten in de regio.
Terug naar ‘Geschiedenis‘, bron: Limburgs Landschap.